. De flora van Nederland. Piante. 480 - graminacee. FAMILIE 18-. Milium effusum Fis. 411. zijde naar boven. De scheeden zijn lieti. Het tongetje (fig. 411) è tot 7 mM lang, afgeknot, aan den top franjeachtig. De pluim tot meer dan 2 dM lang incontrato Heen en weer gebogen, gladde, meest rechtopstaande di aan den top overhangende come en è uitgespreid. Zij heeft meest afstaande, draaddunne, tot bijna 1 dM takken lange, die meest alle 4-5 grondstandige takjes hebben. De takken zijn lieto, meest alleen boven (tusschen de aartjes) iets ruw, na den bloeitijd meest teruggeslagen, niet di weinig vertakt. Zij

• Collaboratore: Central Historic Books / Alamy Foto Stock
• ID dell’immagine: PFNTWN
• Dimensioni dei file: 7,1 MB (219,1 KB Download compresso)
• Liberatorie: Modello - no | Proprietà - no
• Dimensioni: 1392 x 1795 px | 23,6 x 30,4 cm | 9,3 x 12 inches | 150dpi

Altre informazioni

Questa foto è un'immagine di pubblico dominio, il che significa che il copyright è scaduto o che il titolare del copyright ha rinunciato a tale diritto. Alamy addebita un costo per l'accesso alla copia ad alta risoluzione dell'immagine.

Questa immagine potrebbe avere delle imperfezioni perché è storica o di reportage.

. De flora van Nederland. Plants. 480 — GRAMINAE. FAMILIE 18-. Milium effusum Fis. 411. zijde naar boven. De scheeden zijn glad. Het tongetje (fig. 411) is tot 7 mM lang, afgeknot, aan den top franjeachtig. De pluim is tot meer dan 2 dM lang met heen en weer gebogen, gladde, meest rechtopstaande of aan den top overhangende as en is uitgespreid. Zij heeft meest afstaande, draaddunne, tot bijna 1 dM lange takken, die meest alle 4-5 grondstandige takjes hebben. De takken zijn glad, meest alleen boven (tusschen de aartjes) iets ruw, na den bloeitijd meest teruggeslagen, niet of weinig vertakt. Zij dragen alleen aan den top weinige (1-10), meest 3-5 niM langgesteelde, bijna 3 mM lange, groene aartjes. De kelkkafjes (fig. 411) zijn glad. De vrucht is circa 2 mM lang, ovaal, overlangs geribd, bruin. 2].. 6-10 dM. Mei, Juni (Juli). De plant heeft het uiterlijk van een Poa, doch onderscheidt zich dadelijk door de breede bladen. Gedroogd riekt zij zwak naar cumarin. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Europa op vrij vochtige, beschaduwde plaatsen voor. Zij is bij ons vrij algemeen. M. scabrum 1) Merlet. (M. vernale-) M. B.). Ruw gierstgras (fig. 412). Deze plant heeft öf een alleenstaanden stengel óf deze is aan den voet bundelsgewijs vertakt. Hij is vrij stijf rechtop- staand, dun, glad van boven ruw. De bladen zijn lichtgroen, zij hebben een schijf, die 1 dM lang of meest korter, circa 3 mM breed en spits is. De scheeden, althans de bovenste, zijn zeer lang (vaak meer dan 1 dM), zij omgeven den stengel meest geheel, de bovenste zijn vaak opgeblazen. Het tongetje (fig. 412) is lang (tot 7 mM), spits, meest ongedeeld. De pluim is tot 1 dM lang, met althans boven ruwe as, samengetrokken. De takken zijn nauwe- lijks 4 cM lang, rechtopstaand, meest aanliggend, heen en weer gebogen, ruw. De aartjes zijn circa 2, 5 mM lang, groen. De kelkkafjes (fig. 412) zijn van ruwe puntjes voorzien. Overigens komt de plant met de vorige over- een. 0. 1-5 dM. April,

Parole chiave associate all'immagine

• bookcentury1900
• bookcollectio
• bookdecade1900
• booksubjectplants