. De flora van Nederland. Piante. VERKLARING DER VOORNAAMSTE BOTANISCHE TERMEN. Fig. 40. Een scherpe uit- 'M Fig. 41. K a f s c 11 11 b b e II. Zie familie 4. F^olypodiaceae. K a m v o r m i g. Met zeer smalle, dicht opeenstaande slippen. K a t j e. Een aar incontrato eenslachtige bloemen (fig. 40). K e E I. Zie BloembekleeJsels. K e e i s c h ii b b e n. Zie familie 32. Caryophyllaceae en fam. 92. Boraginaceae. Kegelvormig. Met een vrij breed cirkelvormig grondvlak en geleidelijk sputa iiitloopend. Kelk. Zie Bloembekleedsels. K e i k b e k e r. Een bekervormig deel, dat eigenlijk een beker- vormige
1252 x 1995 px | 21,2 x 33,8 cm | 8,3 x 13,3 inches | 150dpi
Altre informazioni:
Questa foto è un'immagine di pubblico dominio, il che significa che il copyright è scaduto o che il titolare del copyright ha rinunciato a tale diritto. Alamy addebita un costo per l'accesso alla copia ad alta risoluzione dell'immagine.
Questa immagine potrebbe avere delle imperfezioni perché è storica o di reportage.
. De flora van Nederland. Plants. VERKLARING DER VOORNAAMSTE BOTANISCHE TERMEN. Fig. 40. Een scherpe uit- 'M Fig. 41. K a f s c 11 11 b b e II. Zie familie 4. F^olypodiaceae. K a m V o r m i g. Met zeer smalle, dicht opeenstaande slippen. K a t j e. Een aar met eenslachtige bloemen (fig. 40). K e e I. Zie BloembekleeJsels. K e e I s c h ii b b e n. Zie familie 32. Caryophyllaceae en fam. 92. Boraginaceae. Kegelvormig. Met een vrij breed cirkelvormig grondvlak en geleidelijk spits iiitloopend. Kelk. Zie Bloembekleedsels. K e I k b e k e r. Een bekervormig deel, dat eigenlijk een beker- vormige bloembodem is. K e 1 k b u i s. Het vergroeide deel van den kelk. Kelkkafjes. Zie Familie 18. Graminae. Kiel. a. Zie Familie 78. Papilionaceae (fig. 41). b. stekende lijst. Kiem. De aanleg der nieuwe plant, welke in het zaad besloten is. < Kiem blad en. De meestal dikke, blad- achtige deelen , welke aan de kiem verbon- den zijn en die het voedsel bevatten, dat voor de ontwikkeling der kiem noodig is. Kiem propje. Een wit, vleezig aanhangsel aan zaden. Kiem wit. Een deel, dat soms in het zaad aanwezig is en voedsel voor de jonge plant bevat, doch dat niet rechtstreeks aan de kiem is verbonden. Klein gezaagd. Met fijne zaagtandjes. Kleistogaam. Zie Inleiding, blz. 26. Kleppen. De van elkaar loslatende deelen eener doosvrucht. Klepvormige knopligging. Als de bloembekleedsels in den knop met de randen tegen elkaar stooten Klierachtig behaard. Voorzien van klierharen. Klierachtig getand. Getand, doch de punten in kliertjes uitloopend. Klierborstel. Een stevig haar met een klier aan den top. Klierharen. Haren, die een droppeltje kleverig vocht aan den top hebben. Klimmend. Langs andere voorwerpen naar boven gaand, zonder zich daaromheen te winden, doch er zich op andere wijzen aan vasthouden. K 1 i m p I a n t e n. Planten met een klimmenden stengel. K 1 o k V o r m i g bij bloemdek en bloemkroon, als deze den vorm van een klok hebben (fig. 42). Kluwen. Dicht opeengehoopte zittend